Fijnstofsensoren ontwikkeld voor extreme omstandigheden in pluimveestallen

Fijnstofsensoren ontwikkeld voor extreme omstandigheden in pluimveestallen
Installeerde fijnstofsensoren in een pluimveestal voordat nieuwe dieren worden gehuisvest. | Bron: Kewi Services

In het kader van het Duits-Nederlandse INTERREG-project BEL AIR, waarin oplossingen voor schone en gezonde lucht in pluimveebedrijven worden ontwikkeld, zijn door de elf projectpartners talrijke monsternames en luchtmetingen uitgevoerd. Daarbij werd ook gebruik gemaakt van een aangepaste en verder ontwikkelde sensor, die de fijnstofconcentratie in de stal continu kan meten zonder dat er onderhoud nodig is – een belangrijk succes voor het Duits-Nederlandse samenwerkingsproject.

Fijnstofsensoren worden normaliter ontworpen voor betrekkelijk minder specifieke toepassingsgebieden zoals werkplekken of binnensteden. Pluimveestallen, met hun extreme stofniveaus, vormen echter een bijzondere uitdaging: de fijnstofniveaus zijn er gewoonlijk 10 tot 15 maal hoger dan in kantooromgevingen. Fijnstof wordt bij pluimvee gegenereerd door bijvoorbeeld het voer, het dier zelf of de mest, en verspreidt zich door de hele stal. Dit effect neemt toe in de loop van de opfokperiode en bereikt een hoogtepunt halverwege de opfok. Wanneer de dieren zwaarder worden en minder bewegen, neemt de stofbelasting weer af.

Normale sensoren raken snel verstopt met stof en hun metingen zijn dan niet meer betrouwbaar, omdat zij helemaal geen of onjuiste gegevens doorgeven. Daarom heeft BEL AIR-projectpartner Kewi Services een sensormodel als basis genomen, dat bijvoorbeeld in silo’s wordt gebruikt om stofexplosies te voorkomen. De sensor wordt geleverd in de vorm van een sonde die gebruik maakt van een magnetisch veld om het aantal stofdeeltjes in zijn onmiddellijke omgeving te meten. In het project is de sensor nu verder gevalideerd, ontwikkeld en aangepast aan de extreme omstandigheden in pluimveestallen.

Gravimetrische Staubmessung zur in einem Geflügelstall vor der Einstallung neuer Tiere zur Kalibrierung des Sensors. | Quelle: Kewi Services

Voor het eerst kunnen de sensoren continu metingen verrichten zonder verstopping

Wegens de bijzondere omstandigheden in pluimveestallen moeten de sensoren altijd worden aangepast aan de specifieke omstandigheden. Elke sensor vereist dus een constante luchtstroom waarin de metingen worden verricht. De uitgaande emissies kunnen rechtstreeks worden gemeten in het geïnstalleerde ventilatiesysteem van de pluimveestal. Voor metingen van de fijnstofconcentratie in de stal moeten extra ventilatoren worden gebruikt om de nodige luchtstroom te creëren. BEL AIR-projectpartner Kewi Services heeft het nieuwe type sensor uitvoerig getest en gevalideerd tijdens de lopende technologietesten in het project. Hij kan 24 uur per dag, 365 dagen per jaar functioneren zonder stofvrij en/of schoongemaakt te moeten worden.

Bovendien is de sensor aangesloten op het door BEL AIR projectpartner Whysor ontwikkelde dashboard, waar de verzamelde gegevens met behulp van AI-algoritmen worden geanalyseerd en grafisch worden gepresenteerd. “Dit geeft boeren de mogelijkheid om nauwkeuriger analyses uit te voeren naar de oorzaken van de toename van fijnstof in hun stallen, en daar direct op te reageren”, zegt Kewi-eigenaar Erwin van der Wielen. Het is ook mogelijk in het dashboard een koppeling te maken met andere stalsensoren. “De sensor kan in de toekomst in een groot aantal omgevingen worden gebruikt, waaronder alle soorten stallen. Dit omdat hij met succes in zeer extreme omstandigheden is getest”, voegt Kewi laborant Johan Keersemaker toe. Er is al veel belangstelling vanuit de veehouders voor het model. Vewi Techniek, een dochteronderneming van Kewi Services, is van plan de sensor zo snel mogelijk na afloop van het project op de markt te brengen.

Het BEL AIR project

Binnen het BEL AIR-project zijn sinds eind 2018 verschillende technologieën voor het terugdringen van endotoxine-emissies in en rond pluimveestallen (verder) ontwikkeld en getest door Duitse en Nederlandse partners. Endotoxinen (Lipopolysaccharide) ontstaan tijdens de afbraak van Gram-negatieve bacteriën. Deze endotoxinen komen mede vrij in het maagdarmkanaal van dieren, en worden vervolgens met de faeces uitgescheiden. Ze hechten zich aan stofdeeltjes en kunnen mede verantwoordelijk zijn voor onder ander aandoeningen van de luchtwegen en beperkingen van de longfunctie bij zowel mens als dier. Het project beoogt de verdere vermindering van endotoxinen en zwevende deeltjes, met als doel een gezondere leefomgeving te creëren voor dieren, werknemers en omwonenden. Voor meer informatie, zie www.belair-project.eu.

Het project BEL AIR wordt in het kader van het INTERREG V A-programma Deutschland-Nederland mede gefinancierd door het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het Ministerium für Wirtschaft, Innovation, Digitalisierung und Energie des Landes Nordrhein-Westfalen en de provincies Gelderland, Limburg en Noord-Brabant. Het wordt begeleid door het programmamanagement bij de Euregio Rijn-Waal.